
Cornelis Springer - 1880
De Vondelbuurt
De Vondelbuurt Halverwege de negentiende eeuw moest men nog een poort door om de stad Amsterdam binnen te komen. De Haarlemmerpoort, de Utrechtsepoort, de Muiderpoort, en de Leidsepoort, bij het Leidseplein, ongeveer op de plek waar nu het Hirsch-gebouw staat. De stad barstte uit de voegen en het gebied zuidoostwaarts van het plein was nog onontgonnen. De Leidsepoort werd in 1862 afgebroken. Toen Pierre Cuypers in 1865 vanuit Limburg naar Amsterdam verhuisde, namen hij en zijn compagnons al snel het initiatief het pad achter de voormalige poort door te trekken naar het prille groen van een daar net aangelegd park. Dit ‘Nieuwe Park’, gekoppeld aan de slingerende bospaden en de tuinen van een aantal sociëteiten als ‘Boschlust’ en ‘Tivoli’, lag in een landelijk, lommerrijk gebied. Het eerste onroerend goed dat Cuypers voor zichzelf kocht was ‘Nabij Buiten’, een voormalige herberg (met toneel- en vergaderzaal!) die hij verbouwde tot zijn eigen woonhuis en atelier. Dat complex kreeg de naam ‘Leyerhoven’. Cuypers en zijn collega’s ontwikkelden plannen voor een parkachige villawijk, met wegen en paden die aan zouden sluiten op het Rij- en Wandelpark, dat in 1880 de naam Vondelpark zou krijgen. Het terrein dat Cuypers verwierf, werd door sloten omzoomd en liep langs het Leyerdorperpad. De bouwgrond lag op de voormalige erven van de panden aan de Overtoomsche vaart.
Binnen het college van b&w bestond onenigheid over zijn ideeën; stadsarchitect Van Niftrik zag niks in het slingerende dorpspad-karakter dat Cuypers voor ogen stond. Van hem moest de Vondelstraat parallel lopen aan de drooggelegde Overtoomsche vaart, de Overtoom, kaarsrecht de oude slotenverkaveling volgend. Uiteindelijk werd de straat in tien jaar tijd van de huidige Stadhouderskade tot halverwege het Vondelpark volgebouwd, met uitzondering van een strook die later de 1e Constanijn Huygensstraat zou worden. Als overtuigd rooms katholiek en projectontwikkelaar avant la lettre ontwierp Cuypers een stedenbouwkundig plan rond een dorpsplein met kerk, en daaromheen de woningen.

In 1872 werd een begin gemaakt met de bouw van de kerk, maar omdat de financiële middelen niet toereikend waren, voltrok die zich in fasen. Om de voltooiing te bekostigen werden, zoals voor de meeste kerken in die tijd, grote landelijke verlotingen georganiseerd, waarvoor ‘katholieken en niet-katholieken kunstvoortbrengselen en voorwerpen van smaak bijeenbrachten’, daartoe aangespoord door koningin en paus. De hoofdprijs bij de verloting was een door Viollet-le-Duc speciaal ontworpen schoorsteenstuk. In 1880 kon de kerk worden ingezegend. Rond de kerk kwamen aan de parkzijde een aantal losse villa’s en herenhuizen te staan, en aan de andere kant kwam ‘gewone’ bebouwing in diverse neo-stijlen. Negentien panden waren van de hand van Cuypers. Tegenover de ingang van de kerk bouwde hij ‘Nieuw Leyerhoven’ (nr 73-75), waar hij woonde van 1878 tot 1881. In 1881 trok hij in het ernaast gelegen huis, op nummer 77-79, waar hij verbleef tot aan zijn vertrek uit Amsterdam in 1893.

Nieuw Leyerhoven
De bouw van Nieuw Leyerhoven begon in 1876, en al op 5 mei 1877 .berichGe Cuypers aan de gemeente dat de huizen aan de ingang van het Vondelpark geschikt waren voor bewoning. 1876 was een belangrijk jaar voor Cuypers: hij kreeg óók de opdracht een stationsgebouw ‘in Oud Hollandsche stijl’ te ontwerpen, het Centraal Station, en op 12 juli 1876 werd hij benoemd tot de architect van het te bouwen Rijksmuseum! Nieuw Leyerhoven was ontworpen als een dubbele villa met aan de oostelijke en aan de westelijke zijde een hoofdingang in de vorm van een bordes en daaronder, in het souterrain een (dienst)ingang met portaal. In het souterrain zijn de ruimtes als tuinkamer, mangelkamer, brandstofopslag, kelders en keukens. Op de bel-etage zijn de salon, woonkamer-en-suite, spreekkamer en muziekzaal. Op de eerste verdieping bevinden zich de slaapkamers en een badkamer. Rond 1900 tekende Jos Cuypers (de zoon van Pierre) voor een ingrijpende verbouwing om onderdak te kunnen bieden aan dríe woningen in plaats van twee. Daartoe werd midden in de voorgevel een nieuwe ingang gemaakt, met daarbij een trappenhuis.
​
​
Van de meeste panden die Cuypers bouwde, zijn de interieurs vrijwel verdwenen en werden de aantrekkelijke originele details rechtgetrokken. De meeste grote woonhuizen kregen een kantoor- of hotelfunctie, of zijn afgebroken. Ook de Vondelkerk werd bijna gesloopt, een lot waar andere van Cuypers’ kerken in de stad (de Willibrorduskerk en de Maria Magdalenakerk) niet aan ontkwamen. Nadat de kerk in 1977 buiten gebruik werd gesteld, werd hij voor één gulden verkocht aan een belegger die er niet meer naar omkeek. De kerk raakte snel in verval en krakers namen er hun intrek. Om het gebouw te behoeden voor sloop, werd mede op initiatief van Judith Herzberg in 1981 de Stichting Vondelkerk in het leven geroepen. Met restauratiearchitect André van Stigt werd een plan gemaakt voor de verbouwing van de Vondelkerk, met als uitgangspunt dat er weer een publieksruimte in zou komen. De herbestemming van de Vondelkerk betekende in tal van opzichten een doorbraak in het denken over de restauratie en herbestemming van kerken, en leidde tot de oprichting van het Amsterdams Monumentenfonds. Het project werd een lichtend voorbeeld voor eendere initiatieven.
Bron: P.J.H. Cuypers en Amsterdam Gebouwen en Ontwerpen 1860-1898, Guido Hooghoud, Janjaap Kuyt en Aart Oxenaar, 1985